Skip to content

Betreft: Zienswijze van de vereniging van Vrienden van Wassenaar over het ontwerpprogramma Noordrand

Geacht college,

De vereniging van Vrienden van Wassenaar (VvW) maakt graag gebruik van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen op het ontwerpprogramma Noordrand.

De VvW vraagt zich ten eerste af of het ontwerpprogramma Noordrand ertoe zal leiden dat het resterende open gebied tussen Wassenaar en de nieuwbouwlocatie Valkenhorst ook aan de oostzijde openblijft, ten tweede of het programma de laatste ecologische corridor tussen de duinen en het achterliggende veenweide gebied niet verder afsluit, en ten derde of het programma er inderdaad toe zal leiden dat de natuurwaarden met name in de Ommedijkse en Ruigelaanse polder zullen toenemen. Wij twijfelen niet aan de goede intenties van het gemeentebestuur, maar wij missen een consequent uitgewerkte visie op de Noordrand, een heldere analyse en vooral maatregelen. Wij merken op dat de gemeente sinds de vaststelling van de Structuurvisie acht jaar geleden geen eigen middelen heeft vrijgemaakt om de doelstellingen van de Structuurvisie in de Noordrand te bereiken. Het verontrust ons dat in het ontwerpprogramma nauwelijks concrete maatregelen worden voorgesteld.

In het vervolg van deze zienswijze zullen we aangeven wat er ons inziens aan het ontwerpprogramma schort. Omdat in het ontwerpprogramma regelmatig abstracte, algemene formuleringen bevat, zullen wij in deze zienswijze vragen aan het college stellen, om zo meer helderheid te verkrijgen over de concrete bedoelingen van het ontwerpprogramma. Aan het einde van de zienswijze doen we enkele concrete suggesties hoe volgens onze zienswijze het programma verbeterd kan worden.

1.  Wat voor een programma is dit?

Volgens artikel 3.5  van de Omgevingswet (OW) is een programma een uitwerking van het te voeren beleid dat wordt opgesteld door het college. Een programma bevat maatregelen om doelstellingen te bereiken.

Het ontwerpprogramma Noordrand is tot stand gekomen na een uitgebreide consultatie van de omgeving. Breed in de samenleving is opgehaald wat de wensen, ideeën en opgaven zijn die in het gebied spelen. Maatregelen om doelstellingen te bereiken ontbreken in het ontwerpprogramma Noordrand. Daarmee is het ontwerpprogramma Noordrand geen programma zoals dat wordt bedoeld in de OW.

Onder het kopje ‘Nationaal Park Hollandse Duinen’ wordt het ontwerpprogramma van de Noordrand ook een project genoemd. Wij zien een project als een in tijd en middelen begrensde activiteit om iets te creëren. Het verschil met een programma is het eenmalige karakter van het project. Nog minder dan de omschrijving ‘programma’ kan het stuk doorgaan voor een project.

In de terminologie van de Omgevingswet zien wij het ontwerpprogramma eerder als een visiedocument dan als een programma. Het is denken wij, bedoeld als een uitwerking en specificering van de Structuurvisie uit 2017.

Dit brengt ons tot de volgende vragen:

  • Bent u het er mee eens dat het “Ontwerpprogramma Noordrand” geen programma is zoals dat wordt bedoeld in de OW? Hoe moeten we dit document dan wel karakteriseren?
  • Hoe past dit document in de beleidscyclus voor de fysieke leefomgeving zoals de OW die hanteert, en meer specifiek hoe verhoudt het zich tot de Structuurvisie?
  • In 2017, bijna 8 jaar geleden is de structuurvisie ‘Wassenaar 2025, Landgoed aan zee’ vastgesteld. In deze structuurvisie wordt zoals de naam al suggereert een visie voor Wassenaar in 2025 geschetst. Inmiddels is het 2025. Wanneer kunnen we een programma, in de betekenis die de OW hiervoor geeft, voor de Noordrand verwachten?

2.  Een ecologische verbinding, hoe dan?

Volgens het document wordt met het ontwerpprogramma van de Noordrand een belangrijke kwaliteitsimpuls gegeven aan de ecologische verbinding tussen de duinen en het Groene Hart. De Noordrand is de laatste ecologische corridor in Zuid-Holland tussen de duinen en het achterliggende veenweide gebied.

De VvW vraagt zich af in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een ecologische verbinding. Een eerste blik op de kaart leert dat voor alle dieren die niet kunnen vliegen de A44 een niet te passeren barrière is. Alleen bij het knooppunt Ommedijk vormt een tunnel een smalle passage onder de A44.

Het verbaast ons daarom dat in het ontwerpprogramma vooral aandacht is voor de hindernis die de N441 voor de fauna vormt. Vergeleken met passeren van de A44 is het oversteken van de N441 een peulenschil. Toch beveelt het document aan om de N441 af te waarderen onder andere vanwege de barrière die deze weg vormt tussen Lentevreugd en de Noordrand. Tegelijkertijd wordt voorgesteld om te onderzoeken of zowel de gemeentewerf als Avalex ten noorden van het industrieterrein Maaldrift geplaatst kunnen worden, precies voor de ingang van de ecopassage onder de A44. Het gevolg hiervan zal zijn dat deze onderdoorgang zo mogelijk nog moeilijker te bereiken zal zijn voor diersoorten die over land willen migreren van de duinen naar het veenweide gebied en vice versa. Dit brengt ons tot de volgende vragen:

  • In hoeverre is er daadwerkelijk sprake van een ecologische verbinding tussen de duinen en het Groene Hart? Welke soorten verplaatsen zich nu daadwerkelijk over land via de Noordrand tussen de duinen en het Groene Hart?
  • Deelt het college de constatering dat de A44 een veel groter obstakel is dan de N441 voor de migratie over land van en naar het Groene Hart? En dat er dus met name maatregelen nodig zijn om de barrière van de A44 te verminderen?
  • Zou het daarom niet veel logischer zijn om de grens van het plangebied ten oosten van de A44 te leggen zodat breder, en niet alleen bij het knooppunt Ommedijk gezocht kan worden naar een ecologische passage van de A44? Dit is ook wat de figuur op bladzijde 7 suggereert?

3.  De drie leidende principes

Volgens het document geeft het ontwerpprogramma van de Noordrand richting aan het behouden en versterken van de waarden van het gebied. Om dit concreet te maken zijn uitgangspunten aan de hand van samenhangende leidende principes geformuleerd. Deze leidende principes zijn (1) Agrarisch met ruimte voor de natuur, (2) Respect voor waarden en leefbaarheid en (3) Water en bodem sturend.

De VvW zijn er zeer voor om voor de inrichting van het gebied de uitgangspunten te benoemen en deze vervolgens ook consequent te hanteren. Maar anders dan het college vinden we de leidende principes niet erg concreet. Ook vragen we ons af in hoeverre hier inderdaad sprake is van samenhangende principes. Met name het verband tussen het eerste en het tweede principe en het tweede en het derde principe ontgaat ons. Verder vragen we ons af of het eerste en het derde principe daadwerkelijk verschillende principes zijn.

Dat brengt ons tot de volgende vragen:

  • Kunt u de samenhang tussen de drie leidende principes toelichten?
  • In hoeverre is er sprake van overlap tussen het eerste en het derde principe?
  • In hoeverre is er sprake van hiërarchie tussen de drie leidende principes?

3a Agrarisch met ruimte voor de natuur

Hoewel uit de wijze waarop dit principe is geformuleerd wel valt af te leiden dat er enig besef is dat er spanning bestaat tussen het bedrijven van moderne landbouw en het behouden van natuur vragen we als VvW ons af of het ontwerpprogramma niet veel te gemakkelijk aan deze tegenstelling voorbij gaat. Zo staat op bladzijde 10:

De ecologische waarden maken van de Noordrand een belangrijke natuurlijke corridor tussen de duinen en het achterland. De agrariërs beheren al generaties lang het landschap en zorgen daarmee voor leefbaarheid en economische activiteit. Het versterken van de relatie tussen landbouw en natuur op een manier dat agrarische bedrijven een gezonde toekomst hebben is daardoor leidend voor het programma van de Noordrand.”

De moderne landbouw stimuleert, (of dwingt ?), de agrariërs om de opbrengsten per hectare te maximaliseren. De keerzijde hiervan is een bedrijfsvoering die juist ten koste gaat van bijvoorbeeld de waterkwaliteit en de biodiversiteit.

Voor deelgebied 1, de Valkenburgse polder en de Kokshoornpolder, waar het RVB op de gronden van het voormalige vliegveld Valkenburg een verplichting heeft om een weidevogelgebied in te richten en te onderhouden zal de landbouw ondergeschikt zijn aan de weidevogelnatuur. Hier is het relatief eenvoudig om natuurwaarden te realiseren.

Maar ook in deelgebied 2, de Ommedijkse polder en de Ruigelaansepolder, moeten volgens het ontwerpprogramma Noordrand:

  • de ecologische waarden versterkt worden met agrarisch economische doelen;
  • weide- en akkervogel gebied ingericht worden;
  • een ecologisch overgangsgebied (tussenzone) ingericht worden.

Omdat het ontwerpprogramma geen enkele aanwijzing geeft op welke wijze dit gerealiseerd moet gaan worden hebben wij hier veel vragen over hoe het leidende principe agrarisch met ruimte voor de natuur er in de praktijk vorm krijgt.

Dit brengt ons tot de volgende vragen:

  • Welke ecologische waarden worden bedoeld?
  • Voor welke soorten, afgezien van Bos primigenius taurus, Equus ferus caballus en Lolium perenne, zorgen de agrariërs voor leefbaarheid?
  • Wat wordt precies bedoeld met het versterken van de relatie tussen landbouw en natuur?
  • Welke weide- en akkervogels komen nu nog voor in de Noordrand? Hoe ontwikkelen deze populaties zich? Welke soorten zijn gewenst? Wat is daarvoor nodig?
  • Wat wordt precies bedoeld met het beschermen van de duinen door het gebied in te richten als een bufferzone?
  • Welke gevolgen heeft het agrarische medegebruik van de gronden ten westen van het vliegkamp voor de waarde van de grond in het economisch verkeer?

3b Respect voor waarden en leefbaarheid

Volgens het ontwerpprogramma zou het gebied leefbaarder worden wanneer de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden meer gerespecteerd zouden worden. Bewoners zouden dan ook een gevoel van ruimte en rust ervaren. Net als bij het eerste leidende principe is niet duidelijk wat dit precies voor de Noordrand betekent.

Onder dit leidende principe valt volgens het ontwerpprogramma ook het opruimen van overtollige gebouwen en opslagruimtes. Het programma geeft niet aan welke gebouwen en opslagruimtes overtollig zijn en op welke wijze deze opgeruimd moeten worden.

Dit brengt ons tot de volgende vragen:

  • Welke cultuurhistorische objecten moeten behouden worden afgezien van de
    Torpedoloods, de testlocatie voor vliegtuigmotoren en de tankgracht?
  • Kan het college inzichtelijk maken welke overtollige gebouwen en opslagterreinen overbodig zijn? Worden hier soms ook gebouwen en opslagterreinen bedoeld die niet zozeer overtollig , maar vooral onvergund zijn aangelegd? Aan welke maatregelen denkt het college om deze te verwijderen?
  • Aan de noordwestzijde van het plangebied is een dubbele rode streepjeslijn ingetekend. Deze lijn is richting het noorden en loopt het gebied van Valkenhorst in.

Deze aanduiding lijkt op een wegverbinding tussen Katwijkseweg en oude hangars van het voormalige vliegveld. Klopt dit? En zo ja, welke ontsluitingsfunctie gaat deze weg krijgen?

Wij zijn niet akkoord met de functie van wijkontsluiting. En bij de keuze van alleen OV-gebruik, ontbreekt deze beperking in dit plan. Is de gemeente het eens met deze redenering en waarom is dit niet opgenomen in de plan? En wil de gemeente dit alsnog doen?

  • Meerder vergezichten vanaf de linten zijn opgenomen in het plan. Aan de oostzijde van het plangebied zijn deze getekend aan de Deijlerweg en Oude trambaan bij A44. Door de genoemde gewenste ontwikkelingen ter plaatse, ASH (1) en Milieustraat (2), zijn deze conflicterend met de getekende vergezichtpijlen op de plankaart.

Hoe gaat gemeente in het algemeen vergezichten in de toekomst beheren en/of realiseren? Hoe belangrijk zijn die vergezichten voor de gemeente en welke afweging maakt de gemeente bij de ontwikkelingen 1 en 2.

3c Water en bodem sturend.

Onder dit principe staat in de tekst van het ontwerpprogramma “Met schoon water, extra waterberging en een gezonde bodem kunnen de landbouw en de natuur zich samen verder ontwikkelen”. Verder wil het college de biodiversiteit vergroten door ‘waar mogelijk’ opzetten van het waterpeil in de polders.

De VvW vrezen dat extra waterberging helemaal niet samengaat met een verdere ontwikkeling van de landbouw. In ieder geval geen landbouw in zijn huidige vorm.

Dat brengt ons tot de volgende vraag:

  • Op welke wijze denkt het college extra water te bergen, de biodiversiteit te vergroten en gelijktijdig de landbouw te ontwikkelen?

4 Gezamenlijke ambities

Volgens het programma vertalen de leidende principes zich in zes verschillende ambities.

Voor de VvW is niet duidelijk welke partijen zich nu daadwerkelijk aan deze ambities hebben gecommitteerd. In hoeverre is daadwerkelijk sprake van gezamenlijke ambities? De ambitie onder Duurzaam en Schoon bijvoorbeeld is geformuleerd als goed voornemen voor het nieuwe jaar, maar niet als iets waar diep over is nagedacht.

Zeer opmerkelijk vinden we de wijze waarop onder de ambitie ‘Economisch vitaal’ over de paardenhouderijen wordt gesproken:

Ook de paardenhouderijen beheren het gebied en ook zij moeten zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen. De paardenhouderijen vormen gezamenlijk een economische speler van belang en dragen bij aan de mogelijkheden om op een sportieve manier van de omgeving te genieten.

Dit is in schril contrast met de Structuurvisie van 2017:

Voor andere locaties geldt dat de paarden activiteiten leiden tot aantasting van de beeldkwaliteit. Daarom is het wenselijk om voor de paardenhouderijen en paardenfokkerijen langs de Oostdorperweg paardenbeleid op te stellen”.

Dit brengt ons tot de volgende vragen:

  • In hoeverre is daadwerkelijk sprake van gezamenlijke ambities. Welke bedrijven hebben zich bijvoorbeeld daadwerkelijk gecommitteerd aan de ambitie Duurzaam en schoon ?
  • Wat is nu de relatie tussen de Structuurvisie en dit ontwerpprogramma. Is het mogelijk dat het ontwerpprogramma de visie van de Structuurvisie op essentiële onderdelen, zoals het paardenbeleid wijzigt, in plaats van uitwerkt?
  • Wat verstaat het college precies onder extensieve veeteelt zoals staat onder de ambitie Waardevol, natuurlijk en klimaatadaptief? Wordt deze ambitie ook onderschreven door de veeteeltbedrijven in het gebied?

5 Gewenste ontwikkelingen

De leidende principes en gezamenlijke ambities zijn volgens de leeswijzer op pagina 8 vertaald naar gewenste ontwikkelingen. Maar dit is niet wat er gebeurt.

Van de 38 ontwikkelingen die aan het einde van het document worden opgesomd staat dat de conclusie uit het gebiedsproces is dat de ontwikkelingen ‘RES-zoekgebied zon en wind’ en het ‘Zoekgebied mogelijke testlocaties drones’ niet gewenst zijn. Ook van de uitbreiding van het defensieterrein, een ontwikkeling die ten tijde van het gebiedsproces nog niet bekend was, staat expliciet in het stuk dat dit een ongewenste ontwikkeling is, aangezien er ruimte nodig is voor het behoud van de landbouw en versterking van de natuur.

Wat ons verrast is dat het wel “zeer wenselijk” zou zijn dat er op het defensieterrein ruimte komt voor uitbreiding van bedrijventerrein Maaldrift. Welk leidend principe wordt hier gevolgd?

Tijdens het gebiedsproces is door verschillende deelnemers, waaronder de VvW, ook nadrukkelijk geageerd tegen de uitbreiding van de ASH op de Deijlerhoeve. Het opnemen van dit initiatief is in strijd met de Structuurvisie zoals het ontwerpprogramma terecht constateert, maar ook met de uitkomst van het gebiedsproces, en met de leidende principes van het ontwerpprogramma Noordrand zelf. Om die reden kan dit initiatief onmogelijk onder de lijst met gewenste ontwikkelingen geplaatst worden.

Ten aanzien van onderzoeksgebieden valt ons verder op dat er twee soorten onderzoeksgebieden zijn. Er zijn onderzoeksgebieden waar onderzocht wordt op welke wijze het gebied kan worden ingericht volgens de leidende principes. Dit betreft onderzoeksgebied 4 waar de mogelijkheid om Avalex te verplaatsen wordt onderzocht en onderzoeksgebied 5 waar gekeken wordt om Den Dool uit de groene rand te verplaatsen.

Daarnaast zijn er onderzoeksgebieden waar de gemeente wil onderzoeken hoe in strijdt met de leidende principes initiatieven gefaciliteerd kunnen worden. Dit betreft het hierboven al genoemde initiatief van de ASH en de verplaatsing van de gemeentewerf en Avalex naar de rand van het gebied pal voor de ecologische onderdoorgang onder de A44. Het opnemen van deze onderzoeksgebieden doet verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van het ruimtelijke beleid van de gemeente met betrekking tot de Noordrand.

Dit brengt ons tot de volgende vragen:

  • Wanneer valt een ontwikkeling onder de lijst van gewenste ontwikkelingen ?
  • Wanneer wordt de uitkomst van het gebiedsproces bij een gewenste ontwikkeling en wanneer blijft dit achterwege?
  • Waarom is het zeer wenselijk dat industrieterrein Maaldrift ruimte krijgt op het defensieterrein Maaldrift. Wat heeft dit te doen met de leidende principes van het ontwerpprogramma?
  • Voor wie zijn de leidende principes leidend en voor wie niet?
  • Wat zou het verplaatsen van Avalex en de gemeentewerf naar de locatie aangegeven als zoekgebied 4 betekenen voor het functioneren van de ecologische corridor?

6 Aanbevelingen

De VvW ziet de volgende mogelijkheden om het ontwerpprogramma Noordrand te verbeteren:

  1. Maak duidelijk wat de status van het document is en sluit daarbij aan bij de terminologie van de Omgevingswet of leg uit waarom dit niet gebeurt.
  2. Verduidelijk wat bedoeld wordt met de leidende principes. Waarom voor deze principes is gekozen en wat hun hiërarchie en samenhang is.
  3. Verduidelijk hoe de gemeente wil omgaan met de tegenstelling tussen landbouw en natuur. Hoeveel ruimte krijgt de natuur en welke middelen kan de gemeente daarvoor inzetten.
  4. Geef per ontwikkeling aan wat de uitkomst van het gebiedsproces was en waarom het college deze uitkomst wel of niet overneemt.
  5. Geef per ontwikkeling aan hoe deze zich verhoudt tot de leidende principes.
  6. Maak haast met het opstellen van een programma dat doelstellingen en maatregelen bevat.

Met vriendelijke groeten,
Namens het bestuur van de Vereniging van Vrienden van Wassenaar
W.G.

Th. Overdevest
voorzitter

Back To Top